Wie had ooit kunnen vermoeden dat de 160 schrijfmachines van W.F. Hermans in de achterruimte van een Gentse boekhandel zouden belanden? Een fraai fotoboek van uitgeverij Luster, met onder meer teksten van Christophe Vekeman en Peter Terrin, eert de verzameling.
Vrijwel zijn hele leven lang was de Nederlandse schrijver Willem Frederik Hermans (1921-1995) bezeten van schrijfmachines, als onontbeerlijk instrument én geliefkoosd verzamelobject. “Ik denk te snel, of ik schrijf met de hand te langzaam. Met de schrijfmachine kan ik beter bijhouden wat ik schrijf”, zo vertelde W.F. Hermans aan Ischa Meijer. “Het was (…) ook mijn werktuig, zoals een hamer is voor een timmerman”, zo zei hij in een ander interview uit 1978. Nog elders noemt hij ze “de piano” van de auteur. In Hermans’ roman Uit talloos veel miljoenen wordt de typemachine door romanpersonage Sita van de Wissel dan weer bedacht met de eretitel “De Liefste Machine ooit uitgevonden”.
Onvermoeibaar schuimde Hermans rommelmarkten af – van de Parijse puces tot het Brusselse Vossenplein – om zijn vondsten veilig te stellen. De loodzware apparaten voor een schijntje mee naar huis sjouwen was een heimelijk genot. Soms met vier tegelijk, waarna Hermans met mierengeduld en het fijnste instrumentarium de Remingtons, Underwoods, Erika’s, Olivetti’s of IBM’s weer tot leven wekte. Vriend Freddy De Vree beschreef ooit hoe Hermans, thuisgekomen, zijn buit aan tafel monsterde: “Hij nam weer plaats en ging als een chirurg de machine te lijf. Na een kwartier leek het alsof hij met de machine vergroeid was. Met zo’n intensiteit was hij bezig, dat we hem niet eens met muziek durfden te storen. (…) in de keuken werden de niertjes koud.”
Zijn eerste roman Conserve tikte Hermans in 1943 op de draagbare Underwood van zijn zuster Cornelia, die drie jaar daarvoor zelfmoord had gepleegd. Daar lag de kiem van zijn verzamelwoede. Die ontbrandde pas in 1963 toen hij een back-up wilde voor zijn immer weerbarstige en haperende Oost-Duitse Erika-machine. Uiteindelijk klokte Hermans af op ongeveer 160 apparaten van allerlei pluimage, van kindertypemachines als de Bambino tot de robuuste Royal 10. De door techniek bezeten schrijver van De donkere kamer van Damocles etaleerde ze in strakke toonkasten in zijn Parijse appartement aan de Avenue Niel en ten slotte in zijn laatste Brusselse woning aan de Attrebatenstraat, waar zijn poezen er een pretpark van maakten. Na zijn dood in 1995 verhuisde de collectie naar het Scryption-museum in Tilburg. Maar toen dat failliet ging, begon een barre dooltocht voor het typemachinegezelschap. Om na een concours van de Nederlandse Stichting Onterfd Goed voor 5.500 euro in de Gentse boekhandel Limerick te belanden. Daar zijn ze nu permanent in een ruimte achterin te bewonderen, worden ze geleidelijk gerestaureerd en kun je ze zelfs adopteren.
Gulzig gebruiker van typemachines
Met het boek Nooit meer typen – een nogal obligate knipoog naar Nooit meer slapen – brengen fotograaf Philippe Debeerst en schrijvers Christophe Vekeman, Peter Terrin en Dirk van Weelden een ode aan Hermans’ pronkstukken. Debeerst geeft de machines in zijn accurate foto’s een voornaam voorkomen, je kunt ze haast aanraken. Typemachinefetisjisten gaan ongetwijfeld hyperventileren van deze beelden. In zijn tekstbijdrage merkt Christophe Vekeman op dat Hermans zijn oeuvre slechts op vier schrijfmachines bijeentikte. Na de draagbare Underwood werd de machine vervangen door een Erika, “die op haar beurt al snel moest wijken voor de robuuste Barlock waarop Nooit meer slapen zou worden geschreven. De laatste vijfentwintig jaar van zijn leven bracht Hermans door achter de befaamde rode IBM.” [foto begin artikel] Vekeman omschrijft Hermans’ typemachineliefde als “romantische geestdrift”, met “toetsen van onnavolgbare krankzinnigheid.”
Peter Terrin, groot Hermansiaan en “gulzig gebruiker van typemachines”, vertelt in het boek met smaak over het ontstaan van zijn collectie: uit bittere noodzaaak om alle digitale, afleidende apparaten te verbannen van de schrijftafel. Nu heeft hij een corps van tien “uitverkorenen die in mijn werkkamer mogen blijven” en die op elk moment op zijn bureau kunnen belanden, “naargelang ik zin heb in pakweg technisch vernuft, een kleine letter of sensuele rondingen.” Schrijver Dirk van Weelden – al lang een typemachinegoeroe – ontwaart in zijn gloedvolle tekst “een mondiale schrijfmachinerenaissance”, een cultuur die –paradoxaal genoeg – bloeit dankzij het internet. “Schrijfmachines zijn erfgoed”. Maar laten we ze niet reduceren tot museumstuk of nostalgische modefetisj, zegt Van Weelden, en oog hebben voor hun “vindingrijkheid en duurzaamheid.” Jammer dat het boek geen complete inventaris bevat van alle Hermans-machines, maar misschien heeft dat te maken met een paar lacunes: een aantal machines zijn wel degelijk niet meer traceerbaar. En dat het Italiaanse kantoorvlaggenschip Olivetti ergens een Spaanse firma wordt genoemd, is vloeken in de kerk van schrijfmachine-aficionado’s.
Dirk Leyman
Philippe Debeerst, Nooit meer typen. De schrijfmachinecollectie van W.F. Hermans, met teksten van Christophe Vekeman, Peter Terrin en Dirk van Weelden, uitgeverij Luster/Podium, 174 pagina’s. De collectie is tijdens de openingsuren van de Gentse winkel te bekijken in boekhandel Limerick. Christophe Vekeman en Limerick-boekhandelaar Gert Brouns praatten over het boek in De Wereld Draait Door, zie het filmpje hier.
[in licht gewijzigde vorm eerder verschenen in De Morgen, 15.4.2015]
Foto’s 1-5 Copyright Philippe Debeerst/Luster
Foto copyright boekhandel Limerick (overzicht verzameling)