Interbellumparel Villa Cavrois opent deuren

villa_cavrois
In de troosteloze industriële omgeving van het Noord-Franse Roubaix hebt u cultureel niet veel te zoeken, denkt u? Naast het museum La Piscine – al langer een vaste waardevalt er vanaf dit weekend nochtans een hoogtepunt van de artdeco-architectuur te bewonderen. De Villa Cavrois in de residentiëlere buurgemeente Croix is een van de paradepaarden uit het oeuvre van de Franse architect Robert Mallet-Stevens (1886-1945). Na decennialange pijnlijke verwaarlozing kon het gebouw op de valreep van de sloop worden gered. Het is nu – met immens veel middelen – in vol ornaat gerestaureerd. De Franse minister van Cultuur knipt vrijdag het lint door, daarna mag u vanaf zaterdag dit woonpaleis bestormen.

De Villa Cavrois behoort samen, met de Villa Noailles in Hyères, tot de meesterwerken van Robert Mallet-Stevens, een vroeg overleden tijdgenoot van Le Corbusier. Met zijn lengte van zestig meter, 1840 vierkante meter woonruimte, 840 vierkante meter terrassen, een zwembad van 27 meter en een miroir d’eau van 72 meter eist deze parel van de interbellumarchitectuur een imposante plek in het landschap op. Geen wonder dat de Villa Cavrois vaak is vergeleken met een sierlijke pakketboot. Gebouwd tussen 1929 en 1932 liet Mallet-Stevens geen detail aan het toeval over, om te komen tot een Gesamtkunstwerk.  Extreem modern in zijn uitgepuurde vormen en volumes, klassiek in zijn ruimtelijke ordening, dwingt de Villa Cavrois met zijn gele bakstenen (‘le péril jaune’) ontzag af, zonder epateerdrang. De architect gebruikte voor de inrichting de beste materialen zoals Zweeds marmer en diverse exquise houtsoorten waaronder zebrano, mahonie en iroko. Ook werkte hij met voor die tijd innovatieve, indirecte verlichting en ingebouwde geluidssystemen. De woonruimtes hebben een plafondhoogte van zeven meter. Let ook even op de ingewerkte klokken. Alles is erop gericht de tuinen in het vizier te houden, via grote glaspartijen. De Villa Cavrois zou Mallet-Stevens’ laatste grote villaproject worden. Men rekent het tot op heden blindelings tot de 100 mooiste woonhuizen ter wereld.

Optische vormschoonheid

Het was de textielindustrieel en weverij-eigenaar Paul Cavrois die omstreeks 1925 Mallet-Stevens onder de arm nam om een ruime woning te creëeren voor zijn vrouw en zeven kinderen. De inspiratie haalde hij bij de bouwmeesters van De Stijl en Mallet-Stevens bezocht samen met Cavrois ook het in aanbouw zijnde modernistische Raadhuis van W.M. Dudok in Hilversum en andere gebouwen daar. Verder werd het Palais Stoclet in Brussel, toprealisatie van architect Joseph Hoffmann, met een visite vereerd. Cavrois’ tante Suzanne was trouwens de echtgenote van Adolphe Stoclet. Mallet-Stevens kreeg uiteindelijk de vrije hand bij zijn project. Maar de opdrachtgever was zeer verguld met dit verbluffende “maison à habiter, à vivre”, dat spreekt. Mallet-Stevens bleek dan ook “een illusionist”, volgens Theo van Doesburg, de voorman van De Stijl-beweging, “hij gaat uit van een vooropgestelde, optische vormschoonheid.”

Twaalf jaar renovatie

VillaCavrois5
Toch kwam het gebouw al snel in woeliger vaarwater. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bezetten de Duitsers de Villa Cavrois. Na 1945 keerde het gezin terug en werd de oorspronkelijke indeling gewijzigd. Er kwamen appartementen, ontworpen door Pierre Barbe. Langzaam zette het verval zich in en werd de Villa Cavrois een vakantiekolonie voor de familie. Na het overlijden van Madame Cavrois in 1986, de laatste erfgename, belandde de villa in handen van een immobiliënmaatschappij die zich van de intrinsieke waarde van het gebouw weinig aantrok. Ze lieten het verkommeren, met het doel om op het terrein nieuwe appartementen op te richten. Meubelen en inboedel werden in april 1987 zelfs op een veiling bij Sotheby’s Monaco verpatst. Maar een bewonerscomité zag met lede ogen de teloorgang van dit interbellumvlaggenschip, terwijl ook krakers het pand verder molesteerden. Het comité sprong op de bres voor dit architectonische pareltje, om het in zijn oorspronkelijke staat te renoveren. In 1990 werd hun ijver voorzichtig beloond en besloot de Franse staat de Villa Cavrois op te nemen op de lijst van historische monumenten, al zette de aftakeling zich verder door. Frankrijk én Nord-Pas de Calais kochten de Villa uiteindelijk aan in 2001. Om in 2003 een begin te maken met de renovatie, die twaalf jaar in beslag zou nemen en 23 miljoen euro kostte. De werken werden behoorlijk vertraagd omdat Mallet-Stevens al zijn bouwplannen na zijn dood in 1945 had laten vernietigen. De restaurateurs baseerden zich op 90 gedetailleerde zwart-witfoto’s uit 1932-1933. Meer details over de roerige geschiedenis van het gebouw leest u in het jaarboek van de Franse Nederlanden van Ons Erfdeel. Over het restauratieproces staat dan weer veel te lezen in de regionale Noord-Franse krant La Voix du Nord.

Vrijdagavond is de Villa Cavrois officieel geopend voor het publiek, met een plechtigheid in het bijzijn van de Franse minister van Cultuur Fleur Pellerin. Niet bekend is of de allerlaatste overlevende bewoonster van weleer – een dochter van Cavrois – er op haar 92ste haar opwachting maakt. In ieder geval rekent men op 3.000 bezoekers per maand of ca. 35.000 per jaar, maar er wordt gevreesd voor een overrompeling. Twee jaar geleden kon de Villa tijdelijk bezocht worden tijdens Open Monumentendagen en kwamen er op twee weken tijd 25.000 kijklustigen langs. Of die stormloop wel zo gunstig is voor het gebouw, valt af te wachten. Een eerste impressie van een bezoek is te bekijken bij France 3.

Dirk Leyman

De Villa Cavrois is geopend vanaf 13 juni. Elke dag behalve op dinsdag, van 10u30 tot 18u30 van juni tot oktober, van 10u30 tot 17u30 in de periode november tot mei. Een ingangsticket kost 7,50 euro, groepen komen erin voor 6 euro (vanaf 20 personen en begeleid). Gratis onder de 18 jaar. Adres: Villa Cavrois, 60 avenue J.-F.-Kennedy te Croix (Roubaix). Bereikbaar met openbaar vervoer.

villa_cavrois1grand
VillaCavrois2
Foto’s van destijds met onder meer de badkamer © Vera Cardot/Pierre Joly
VillaCavrois3
Luchtzicht anno 1932, © Vera Cardot/Pierre Joly

door