De oude dames
De oude dames weven uit nevel zondagen in familiekring
ze spelden hun lippen op en knijpen de stilte op elkaar
De oude dames zitten mooi rechtop mooi opgedirkt en als ze
vallen breken ze
De oude dames zetten kleine pasjes
Er was een dag dat de oude dames touwtje sprongen
dat ze achter de bus aan liepen
dat ze zich buiten adem lachten
De oude dames zwijgen de oude dames
De oude dames hebben ogen van een blauw dat bleker en bleker
en bleker werd door de regens
De oude dames kruipen ’s avonds tussen hun kille lakens en slik-
ken snoepjes om te slapen
Toen ze nog geen gehoorapparaatje hadden, zeiden de oude dames
de hele tijd wablief? wablief? wablief? wablief? wablief?
ze waren de tamtams van onze gesprekken
Nu zwijgen ze, de oude dames
De oude dames hebben lippenstift op hun vals gebit
Wanneer de oude dames aanvoelen dat ze gaan vallen, rijgen ze
hun schoenen vast aan om van minder hoog te vallen
De oude dames nemen de trein van Brussel naar Parijs om bij
hun 40-jarige geliefde te zijn
De oude dames luisteren naar de zee op de radio.
De oude dames laten hun haar groeien. Er komt een dag waarop
ze witte staartjes zullen vlechten voor hun 40-jarige geliefde.
De oude dames begonnen vroeger vaak zomaar te zingen, maar
nu, radioknop, radioknop, radioknop
De oude dames halen hondenkoekjes uit hun tas en steken hun
tengere hand door de hekken waarop geschreven staat ‘pas op
voor de hond!’
De oude dames riepen op 1 december 1953: ‘’t is zover, einde-
lijk, ik vlieg!’
De oude dames kijken naar de andere balkons en zo zien ze
of het mensen zijn die van bloemen houden of zelf de was doen
De oude dames zeggen: ‘Ik ben nog niet zo ver gezet als mijn
hersens. Mijn moeder zou nooit alles gedaan hebben wat ik heb
gedaan’
De oude dames verstaan de kunst om de steken van hun brei
op te halen omdat ze weten hoe de draad niet te verliezen
De oude dames luisteren naar de zee op de radio.
De oude dames heten Christiane, Manon, Eglée, Clémentine,
Roger, René, Léna, Alice, Philomène, Georgette, Marcèle, Alfred,
Jean, Ginette…
Het wordt de oude dames afgeraden om ‘Mevrouw’, ‘Mejuf-
frouw’ of ‘Weduwe’ op hun deur te zetten, om te koop te lopen
met al te opzichtige juwelen, om vertrouwen te schenken aan lui
die hen een dienst lijken te willen verlenen of die een inlichting
willen, om zich te verzetten: hun leven is waardevoller dan hun
dure spulletjes.
Het wordt de oude dames aangeraden om op te passen, elkand-
ers nabijheid te zoeken, om hulp te roepen, niet open te doen,
zich te beveiligen, te vermijden, niet op te vallen, te bewaren,
te voorkomen, te plaatsen, zich te wapenen,… dat wordt gezegd
opdat ze geen schrik meer zouden hebben, de oude dames!
Ze zijn heel mooi, de oude dames, je hebt zin om hen in mijn
armen te drukken, om hen lang over hun rug te strelen
De heel oude dames delen vingertjesmaat de ziel van hun lange
leven omdat ze weten hoe de draad niet te verliezen
‘Hé, er wordt gebeld, dat is mijn zoon, hij was hier gisteren
ook al, hij denkt dat ik doodga’, zeggen de oude dames
En ze luisteren naar de zee op de radio.
Wat vreemd om alle oude dames bijeen te stoppen in een groot
rusthuis, roesthuis
Hebt u de oude dame gekend die tegenover de conciërge
woonde? Hebt u gezien in wat voor een ellende ze gestorven is?
Haar bed, de zetel, haar bed, de zetel.
Wat blijft er de oude dames nog over als ze geen familie meer
hebben? Ze vragen maar één ding: te sterven.
Tegen de oude dames in ruste zegt Jean-Claude: ‘u heeft de
toekomst voor u! U heeft de toekomst voor u zolang u niet dood
is, oude dames!’
En een heel oude dame antwoordt hem: ‘ga waar je wilt, sterf
waar je moet, ik ben nergens bang van!’
En dan luistert ze naar de zee op de radio
—
Laurence Vielle, vertaald door Jan H. Mysjkin, uit haar bundel Herschepping van de wereld (Poëziecentrum, 2013).
—
Voortaan brengt ZNOR u af en toe wat poëzie, om even te verpozen tussen de onophoudelijke stroom van lifestylenieuws. In samenwerking met Poëziecentrum.